De Evolutietheorie  is  bedacht door Charles Darwin (1809-1882). Hij wordt beschouwd als de belangrijkste bedenker van de Evolutietheorie, omdat hij het boek The Origin Of Species (De oorsprong der soorten) schreef. Al vrij kort nadat dit boek in 1859 verscheen, werd de evolutietheorie door wetenschappers algemeen aanvaard als verklaring voor het ontstaan van diersoorten, inclusief de mens.

 

Darwin was een wereldberoemde onderzoeker. Hij maakte in het jaar 1831 een wereldreis per schip. En met de ontdekkingen die hij toen deed, zette hij de hele wereld op z`n kop.

'Al die dieren, planten en mensen. We zijn allemaal zo verschillend, maar soms lijken we ook wel een beetje op elkaar. Is dat zo bedacht, of is dat toeval?' 200 jaar geleden (toen Charles leefde) waren erg veel mensen christelijk, veel meer dan op dit moment. Wij geloven dat God de wereld heeft gemaakt in 6 dagen. Maar Darwin zegt dat dat niet waar is. Hij zegt: de wereld is niet gemaakt door God, maar mensen, dieren en planten die we nu kennen, zijn ooit ontstaan, en steeds heel langzaam veranderd. Neem nou de voorouders van de beer, zij hebben niet genoeg te eten en dus gaan sommigen beren ook voedsel zoeken op het ijs. Maar als bruine beer val je op als je op het ijs loopt. Dat is niet handig als je wil jagen, want dan val je op en vluchten de dieren weg. Je vangt dus geen eten en hebt minder kans om in leven te blijven. De beren met een lichtere kleur vallen minder op en kunnen daarom makkelijker aan eten komen. De lichtste beren overleven dus, en krijgen jongen. Van deze nieuwe beren hebben de lichtste jongen de grootste kans om te overleven. En zo worden de beren die op het ijs leven door de jaren heen, steeds lichter. En deze beren zijn nu spierwit. IJsberen dus. De best aangepaste dieren en planten overleven. En dit noemt Darwin ‘survival of the fittest’. Deze denkbeelden van Darwin maken veel mensen in zijn tijd boos. Want het idee dat God de wereld niet heeft gemaakt, gaat in tegen alles wat zij geloven!

 

Het leven van Charles Darwin:

Als kind wordt Darwin christelijk opgevoed, en hij gaat godsdienst studeren, omdat zijn vader het wil. Maar Darwin vindt van jongs af aan de natuur leuker. Hij reist veel, en onderzoekt dieren en planten. En een van zijn reizen wordt ook wel gezien als een van de belangrijkste reizen die ooit is gemaakt: de reis met het schip de Beagle. Darwin vaart 5 jaar lang de hele wereld over. Onderweg komt hij dieren en planten tegen die hij nog nooit gezien heeft. Zo ziet hij dat er verschillende versies bestaan van de vink. Op elke plek waar Darwin komt, ziet de snavel er net iets anders uit. Darwin ontdekt dat dat komt omdat de vinken op verschillende plekken wonen. Op elke plek is er ander voedsel, en heb je dus een andere snavel nodig om te kunnen eten. En elke groep vinken heeft zich dus aangepast aan het leefgebied van zijn eigen omgeving. Door deze ontdekkingen komt Darwin op de Evolutietheorie. En hij gelooft niet meer dat de wereld is gemaakt door God. 

Darwin vindt dus dat er ooit leven is ontstaan op aarde. En dat leven is steeds veranderd. Sommige soorten sterven uit, omdat ze niet kunnen overleven. Andere ontwikkelen zich, waardoor er steeds weer andere dieren ontstaan.

Darwin zegt in zijn theorie ook dat de mens door de jaren heen steeds is veranderd. Volgens zijn Evolutietheorie hebben mensen en apen de zelfde voorouders. Darwin wordt in zijn tijd belachelijk gemaakt door zijn ideeën.